Huisvesting
Als je eenmaal een ezel in huis hebt, wil je daar natuurlijk het allerbeste voor. Om te beginnen een goede huisvesting. En hoewel ezels over het algemeen niet heel moeilijk zijn, is het toch belangrijk om goed te weten waar een toekomstige huisvesting, zowel de weide als de stal, aan moet voldoen.
De weide
Ezels staan graag buiten. Maar hoe groot moet de weide zijn voor mijn ezel?
In de eerste plaats: Ezels willen niet alleen zijn, dus de vraag moet eigenlijk zijn: hoe groot moet de weide worden voor mijn ezels. Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig, vooral omdat het van zoveel factoren afhangt: hoe is de ondergrond, wat is de begroeiing, staan er nog andere dieren, wat is de verhouding zon / schaduw, staan er oudere ezels of juist jonge vitale? Een vuistregel is: 1000 m2 per twee ezels. Belangrijk is ook om te weten dat het niet perse alleen weide hoeft te zijn. Sterker nog, ook een paddock met zand om lekker in te rollen vinden ezels heerlijk.
Onder- en overbegrazing
Wat naast de grootte van de weide belangrijk is, is dat het gras niet over begraasd wordt, maar ook niet onder begraasd. Ezels komen van nature voor in dorre gebieden waar weinig voedsel voorkomt. Daar is hun spijsvertering ook op aangepast. Als ze een te grote groene sappige weide tot hun beschikking hebben leidt dat tot onder begrazing. Ze eten dan alleen de lekkere stukjes eruit, en die bevatten vaak te veel suiker. En dat kan weer tot overgewicht leiden, of zelfs tot hoefbevangenheid. Vooral in het voorjaar kan het verstandig zijn enkele delen van de weide af te zetten en kort te maaien, zodat de ezels meer moeite moeten doen om voldoende voedsel binnen te krijgen
Overbegrazing kan echter weer andere problemen opleveren. Als de weide te klein is eten de ezels deze zo leeg dat er kale plekken ontstaan. Als ze dan toch door grazen op die kale plekken krijgen ezels te veel zand binnen. Dat zand hoopt zich op in hun darmen en kan allemaal nare gevolgen hebben zoals diarree, kolieken en gewichtsverlies.
Om begrazing goed te kunnen beheersen is het vaak verstandig om de totale weide in een aantal kleinere stukken onder te verdelen. Zo kun je de ezels makkelijker laten staan op plekken waar je ze dat moment wilt hebben.
Mest moet je natuurlijk dagelijks uit de weide halen.
Schuilplaats in de weide
Omdat de ezelvacht echt anders is dan die van paarden (zie ook vachtverzorging) kun je ezels niet zonder schuilmogelijkheid in de weide laten staan als het regent. De stal moet dus bereikbaar zijn vanaf de weide, of er moet in de weide een kleine schuilstal zijn om de ezels te beschermen tegen de regen. De schuilstal kunnen ze ook gebruiken tegen de zon. En hoewel ezels van nature best goed tegen de hitte kunnen, is ook voor ezels het hele dag in de volle zon staan niet goed. Zorg dus altijd voor voldoende schaduw in de weide. Die kan natuurlijk ook gewoon van bomen komen.
Je kunt een schuilstal zelf bouwen, maar er is ook een uitgebreid aanbod stallen en schuiltenten op de markt, vaak ook verplaatsbaar.
Plaats de schuilstal of abri op een goed gedraineerde / droge ondergrond en vermijd plekken waar veel insecten zitten. Een verplaatsbare schuilstal kan handig zijn als de bodem drassig wordt. Als je voor de ezels een permanente schuilplek plaatst, strooi dan een dikke laag bos chips rond de stal om te voorkomen dat de ze langdurig in de modder staan, dat is weer niet goed voor hun hoeven (zie hoefverzorging).
Plaats een mobiele of permanente schuilstal wel op zo’n manier dat de achterkant in de wind staat. In Nederland waait de wind vaak uit ongeveer dezelfde hoek. Zorg er voor dat je de verplaatsbare schuilstal of abri goed vastzet in de grond zodat deze niet tijdens een stom kan worden omvergeblazen. Gebruik dus goede, stevige grondankers of hoekijzers om de schuilplek te verankeren. Zo blijft hij veilig aan de grond, maar kun je hem nog wel verplaatsen.
Onderhoud
Tijdens de wintermaanden kan de grond drassig worden. Zeker op plekken waar de ezels vaak komen zoals het toegangshek van de weide en rondom voer- en waterbakken. De meest logische oplossing is om de ezels binnen in de stal op een verharde ondergrond te houden. En pas weer naar buiten te laten als de omstandigheden dat toelaten. Maar omdat ezels graag buiten zijn (als het droog is) kun je er met wat aanpassingen ook voor zorgen dat ze vaker naar buiten kunnen. Dat kun je bijvoorbeeld doen door:
- Op de kwetsbare plekken een flinke lading boschips te strooien;
- De water- en voerbakken niet bij de toegang of onder bomen te plaatsen;
- Een alternatieve toegang te maken zodat de grond bij de toegang minder kwetsbaar wordt
De ondergrond van veel bezochte plaatsen moet verstevigd worden, bijvoorbeeld de voer- en drinkplaatsen. Dat maakt het schoonhouden eenvoudiger en bevordert het afslijten van de hoeven. Als je bijvoorbeeld betonplaten gebruikt om de voer ruif op te plaatsen, zorg dan dat die net iets hoger ligt dan de grond. Zo voorkom je dat bij modderige omstandigheden dat de modder zich uitbreidt over de harde ondergrond.
Hekken
Er zijn veel verschillende soorten hekken en omheiningen om ezels op de goede plek te houden. Kijk vooral goed naar sluitingen met een veerring zodat ze het slot niet al te gemakkelijk open krijgen. Kom anders eens op De Ezelsociëteit kijken hoe we het daar hebben opgelost. Let op dat de hekken of afrastering hoog genoeg zijn zodat de ezels er niet overheen kunnen springen.
Hagen
Hagen zijn een goede afscherming. Vooral omdat ezels dol zijn op de braam- en meidoornblaadjes uit natuurlijke hagen. Maar hagen houden ezels zelden helemaal tegen: ze wurmen zich zo door een zwakke plek in een natuurlijke haag heen. Dus kun je een natuurlijke haag het beste combineren met een andere afscheiding. Hagen bieden ook een natuurlijke beschutting tegen zon of wind, maar vergeet niet dat hagen ook giftige planten kunnen herbergen. Dus zorg er goed voor dat die giftige planten worden weggehaald. De bekende zijn natuurlijk Jacobskruiskruid en Taxus, maar denk ook aan varens, gouden regen, eiken en beuken nootjes, jeneverbes, klaproos en klimop.
Houten palen en liggers
Hoewel relatief duur, zijn hekken met vier liggers ideaal. Standaard paardenhekken hebben vaak drie liggers. Houten hekken moeten om de zoveel tijd opnieuw worden behandeld met een diervriendelijk weerbestendig middel.
Ezels zijn gek op knagen en knabbelen. Dat doen ze omdat ze gek zijn op eten én ze onderhouden daarmee hun gebit. Zorg dus voor een goed uitgebalanceerd dieet en voldoende afleiding voor de ezels. Je zal zien dat het knagen aan de omheining dan een stuk minder wordt. Maar helemaal voorkomen kan je het niet ,behalve door het toevoegen van een schrikdraad of een metalen / aluminium bovenrand om het hout heen. Ook kastanje hout laten ze vaker links liggen dan andere houtsoorten.
Gaashek
Een gaashek van houten palen met strak gespannen gaas is een stuk minder kostbare optie. Zorg wel dat het gaas strak staat en regelmatig aangespannen wordt. Als de onderkant van het gaas losser wordt en opkrult, kunnen de hoeven van de ezels door het gaas stappen en verstrikt raken. Ook te grote gaasopeningen kunnen dat gevaar opleveren. Om te voorkomen dat de ezels op de bovenkant van het gaas gaan hangen en het hek daardoor instort of uit vorm raakt, is het verstandig om een enkele houten ligger of een stroomdraad aan de bovenkant te plaatsen.
Stroomdraad
Dit is een veelzijdige en effectieve methode om de weide te beheren.
Je kan het als tijdelijke afrastering bijvoorbeeld als middel tegen onder- of overbegrazing gebruiken. Of als aanvulling op een haag of houten afscheiding. Soms wordt het ook als stand alone permanente afrastering gebruikt.
Prikkeldraad
Wij raden het gebruik van prikkeldraad bij ezels ten zeerste af. Het is gevaarlijk en pijnlijk voor ezels en er zijn meer dan voldoende goede meer diervriendelijke alternatieven.
Stal
Ezels slapen ’s nachts in de stal, op de grond. Ze hebben dus een ruime, droge stal voor de nacht nodig. Over de maten van die stal zijn de meningen soms verdeeld, een vuistregel is tenminste 8m2 per ezel.
Ezels hebben graag een droge, stevige vloer, met voldoende strooisel om comfortabel in te liggen. Omdat het soms nodig is dat ze echt binnen moeten blijven, is het verstandig de staldeur afsluitbaar met een hendel te maken. Omdat ezels slimme beesten zijn is het vaak verstandig om de deur met twee hendels te kunnen vergrendelen. Binnen no time hebben ze namelijk uitgevogeld hoe die bovenste hendel weggeschoven kan worden, en voor je het weet zijn ze op avontuur. Als je voor die onderste hendel een voethendel gebruikt hoe je niet steeds te bukken om de deur open te maken. Over die staldeur gesproken, de staldeur moet laag genoeg zijn dat ze er overheen kunnen kijken, maar wel zo hoog dat ze er niet overheen kunnen springen. Staldeuren voor paarden (met een standaardhoogte van 132 cm) zijn te hoog voor de meeste ezels.
Hou verder de hygiëne in de gaten en creëer een goed stalklimaat. Een te hoge luchtvochtigheid is immers niet goed voor de longen, tocht is niet goed voor ezels, maar een goede ventilatie is weer wel belangrijk. Controleer voor de bouw van de stal uit welke hoek de wind meestal komt en zorg dat de stal met de achterkant in de wind staat.
Om te voorkomen dat ezels hun neus beschadigen aan glas kun je het beste glas afschermen met gaas, zodat ze er niet per ongeluk doorheen kunnen stoten.
Ezels eten het liefste (en is ook het beste) hun voer vanaf de grond. Het beste kun je dan ook geen voernetten gebruiken, maar een grond- of hoekvoerbak. Plaats deze wel zo dat het voer niet vervuild raakt. Hooinetten kunnen wel handig zijn als de ezel op dieet moet, als slowfeeder of om de ezels een beetje bezig te houden. Als je ze gebruikt, zorg dan wel dat de lege netten niet op de grond blijven slingeren, hier kunnen ezels lelijk in verstrikt raken en struikelen.
Onderhoud
Als je een prachtig onderkomen voor je ezels gemaakt, gekocht of aangepast hebt, wil je die natuurlijk netjes houden. Het belangrijkste onderhoud van de stal is het uitmesten:
Het uitmesten van een stal gaat als volgt in zijn werk:
Leg het schone, droge strooisel opzij om de mest en natte plekken te verwijderen. Schep het natte stro en de mest in de kruiwagen, en voer dit af. Veeg de vloer schoon en desinfecteer deze waar nodig.
Laat de vloer eerst drogen alvorens je het strooisel erover verspreidt. Als de ondergrond nog nat is als je het nieuwe strooisel toevoegt gaat het sneller broeien en schimmelen en moet je de volgende keer meer weggooien.
Verspreid al het strooisel gelijkmatig over de vloer, voeg overgebleven stro uit de voerbakken toe en vers stro indien nodig. Let op dat als je een nieuwe strobaal opent dat je het bandje of touw waarmee de baal bij elkaar gehouden wordt verwijdert om verwondingen te voorkomen. Hoop het stro rond de muren van de stal op tot een hoogte van circa 40 cm en spreid het ligstro uit tot een hoogte van circa 20 cm. De ophopingen voorkomen dat we te dicht bij de muur gaan liggen, omrollen en verwenteld raken (dat betekent dat ze op hun rug terecht komen maar geen ruimte meer hebben om te rollen). De ophopingen zijn ook goed tegen de tocht.
Door regelmatig het ligbed te verversen, kunt je zien of het stro meer dan normaal overhoop is gehaald. Dat kan namelijk duiden op gezondheidsproblemen. Probeer bij het uitmesten ook te letten op de hoeveelheid uitwerpselen en de consistentie ervan. Veranderingen in de ontlasting kunnen namelijk ook op gezondheidsproblemen duiden. Als ezels langere tijd op stal staan kunnen hun hoeven niet door natuurlijk gedrag afslijten. Dan moet je dus vaker de hoefsmid laten komen. Bij een grote stal kun je ook een deel van de stal onbedekt laten, zodat ze op dat deel toch hun hoeven kunnen laten afslijten.
Mest
Het afvoeren van de mest uit de stal is een belangrijk onderdeel, dat kan je niet zomaar ergens neergooien. je kunt het mestafval laten ophalen door een mesttransportbedrijf of wegbrengen naar een plaatselijke boer of manege. Je kunt ook een composthoop aanleggen en het een jaar laten composteren en dan gebruiken voor bloembedden of aan familie of kennissen met een (moes)tuin geven.
Voor de plaatsing en het gebruik van een mesthoop zijn wel een aantal regels: Let op dat je mesthoop oppervlaktewater, sloten, riviertjes of grondwater niet kan vervuilen. De mesthoop moet op een mestplaat of andere harde ondergrond liggen met opstaande randen, zodat er geen vloeistoffen kunnen weglekken. Een tijdelijke mesthoop (die bijvoorbeeld wekelijks door een boer of iemand met een volkstuin wordt opgehaald) moet minimaal vijf meter van oppervlaktewater zoals sloten liggen. De mesthoop mag geen overlast bezorgen aan huizen in de buurt (en moet buiten de bebouwde kom minimaal 50 meter van andere huizen liggen) of gebruikers van de openbare weg. De hoop mag niet te dicht bij de stal liggen, omdat dit voor insectenoverlast en brandgevaar kan zorgen (mesthopen kunnen gaan broeien).